vertaling spelregels Jeanne d'Arc 1429
pagina 5

FASE 7: DE SPELERSFASE
Om de beurt, volgens de spelersvolgorde, speelt elke speler zijn 2 zetten.
De spelers kunnen ten allen tijde diplomatiek overleg voeren. Ze kunnen steden ruilen, zo lang ze dezelfde verdedigingswaarde hebben. Ze kunnen zich natuurlijk ook door anderen laten betalen voor acties die zij ondernemen.

Zet 1: uitbreiding
Een speler kan zijn gebied tot twee steden per zet uitbreiden, onder de volgende voorwaarden:
-het moeten vrije steden zijn (er is geen garnizoen in de stad)
-de steden zijn door een straat met een van zijn steden verbonden.

De speler legt vervolgens een van zijn garnizoenen in de stad.

Een speler kan niet van een pas veroverde stad naar een tweede stad uitbreiden. De speler kan ook over zee uitbreiden (maar dan alleen 1 stad), als hij maar een havenstad heeft en er nog een andere havenstad vrij is. Als alle steden bezet zijn is geen uitbreiding meer mogelijk. (RvV: dus als iemand een stad over zee wil annexeren, is dat het enige wat hij in zijn uitbreidingsbeurt mag doen)

Zet 2: strijd
Een speler is nooit verplicht om aan te vallen, hij is echter wel verplicht zich te verdedigen als hij nog gele kaarten in de hand heeft.
Om aan te vallen moet de speler minstens 2 gele kaarten in de hand hebben. Hij moet bovendien een gebied bezitten van waaruit hij toegang tot de stad heeft die hij wil aanvallen. Hij kan via een havenstad door een landingspoging te doen elke andere havenstad aanvallen.

Verloop van de strijd:
-aankondiging van de aanval:
De speler geeft aan vanuit welke stad wordt aangevallen. Een speler kan vanuit een stad per ronde maar één aanval doen. Een stad kan per speler maar een keer per ronde worden aangevallen.
-de aanval:
De twee spelers kiezen de kaarten uit hun hand die ze voor het gevecht willen gebruiken.
De aanvaller kiest twee gevechtskaarten en telt er to 5 invloedspunten bij; elk punt is een gevechtspunt waard. Hij kan bovendien zijn heldenkaart erbij leggen, als deze in deze ronde actief is, of een speciale rode kaart (ingenieur, verrader).
De verdediger kiest een gele kaart uit en kan net zoals de aanvaller tot 5 invloedspunten gebruiken om zijn gevechtswaarde op te vijzelen. Hij kan ook een rode kaart inzetten (ingenieur), of zijn held erbij leggen.
Elke speler gooit een dobbelsteen, en beide spelers leggen gelijktijdig hun kaarten op tafel om te zien, hoeveel kracht ze in de strijd hebben geworpen.

Dan wordt de gevechtswaarde vergeleken:
-de aanvaller telt zijn gevechtskaarten, zijn invloedspunten, zijn dobbelsteenworp, en speciale kaarten bij elkaar op
-de verdediger telt zijn gevechtskaart, zijn invloedspunten, zijn verdedigingswerken (die eventueel door een kaart van de tegenstander wordt veranderd), en zijn dobbelsteenworp bij elkaar op
-in het gebergte telt de verdediger er een gevechtspunt bij
-een speler die zich tegen een landingspoging teweerstelt, krijgt ook een extra gevechtspunt
-deze laatste bonussen zijn cumulatief

Nadat het resultaat bekend is, kunnen beide spelers rode kaarten uitspelen (terugtocht of teken Gods).
Wanner de verdediger geen gele kaarten meer heeft, telt hij alleen nog zijn verdedigingswerken bij zijn dobbelsteenworp (en zijn invloedspunten, en zijn held, als hij dat wil).

-resultaat:
De speler met de hoogste gevechtswaarde wint. Hij bezet de stad (inclusief zijn verdedigingswerken). Verdedigingswerken worden nioet door een aanval vernietigd.

De gebruikte rode kaarten worden afgelegd. De overwinnaar houdt de gele kaarten, maar gedurende deze ronde kan hij ze alleen nog voor de verdediging inzetten. Hij legt ze voor zich neer met de beeldzijde naar beneden om aan te geven dat dit ‘gebruikte’ kaarten zijn. Aan het eind van de ronde pakt hij ze dan weer op, als hij ze niet bij de verdediging verliest. (RvV: dit is in tegenspraak met de regel verderop dat aan het eind van een ronde alle kaarten worden ingenomen –dit laatste heeft overigens mijn voorkeur omdat anders alle ‘sterke’ kaarten bij een persoon blijven en niet meer in het spel rouleren)
Overwonnen helden worden weggelegd, ze kunnen later in het spel weer opduiken. De verliezer legt zijn gele kaarten af.

Belangrijk:
-bij een gelijkspel verliezen beide spelers alle kaarten, en de helden worden allebei gedood (inactief); de verdediger behoudt zijn stad
-vergeet niet, dat de kaarten zowel bij de aanval als de verdediging gebruikt worden. Speel niet alle kaarten bij de aanval uit, anders heb je geen verdediging meer.

Spelers die geen kaarten meer in de hand hebben of niet meer willen aanvallen, sluiten hun beurt af. De volgende speler is aan de beurt. Op het moment dat de laatste speler zijn beurt heeft beëindigd, worden alle kaarten, ook die van de spelers, ingenomen en opnieuw geschud om een nieuwe stapel voor de volgende ronde te vormen. (RvV: zie opmerking hierboven)