xxxx xxxx

Fortuna
Auteur: Michael Rieneck & Stefan Stadler
Uitgever: The Game Master
Jaar: 2011


recensie door

x

Twee tot vier Romeinen wedijveren om zo snel mogelijk in het centrum van Rome te komen om daar in het paleis van Caesar de overwinning te claimen. Met hulp van diverse actiekaarten worden ze van diverse middelen of mogelijkheden voorzien. En dobbelen, daar hielden de Romeinen ook wel van! Als de dobbelgoden een speler gunstig gezind zijn, kan ie een stapje verder richting Rome. Maar niet alleen snelheid is belangrijk, ook het verzamelen van privileges kan een speler een neuslengte voorsprong geven op degene die als eerste in het paleis is aangekomen. Alle wegen liggen open; welke speler weet het handigst gebruik te maken van de barre omstandigheden op zijn weg naar het paleis?

xx
Het spelbord laat een gefingeerde plattegrond van het oude Rome zien; eromheen liggen de velden waar de grondstoffen vandaan komen: graan, wijn en water. Buiten de stad ligt een kazerne waar de centurions zijn gelegerd, en even verderop een tempel met Vestaalse maagden. Elke speler begint het spel met een van elk, en legt dit op zijn spelersbordje.
Voor elke speler liggen drie actiekaarten, waarvan er telkens een blind is gedraaid. In een beurt draait de actieve speler zijn blinde kaart om, en kan nu een van deze drie activeren. De gemakkelijkste kaarten zijn het pakken van grondstoffen, of centurions en maagden, waar overigens voor betaald moet worden.
x
Na een actiekaart te hebben gebruikt, ruilt een speler deze met een van de openliggende kaarten van een andere speler; de gebruikte eigen actiekaart komt open bij de andere speler te liggen, de geruilde open kaart legt hij blind bij zich neer.
x
x

Daarna gooit hij een dobbelsteen, die aangeeft tot welke gunstkaarten uit de centrale carroussel hij mag gebruiken. Met gunstkaarten komt een speler verder op zijn weg naar Rome. Wordt er een ‘1’ gegooid, dan kan een speler alleen water leveren en gaat daar een stapje voor vooruit. Gooit ie een ‘6’, dan mag hij uit alle zes kaarten er een uitzoeken en uitvoeren. Maar: daarna draait hij de kaart blind; deze is in deze ronde niet meer te kiezen.

xx
x
Een laatste speler heeft in het ongunstigste geval dan nog maar de keus uit maximaal drie gunstkaarten; de populaire zijn er dan misschien al wel uit. En hij moet eerst nog maar eens zien of zijn dobbelsteenworp wel toelaat dat ie een kaart mag uitvoeren! Is dit niet het geval omdat hij de grondstoffen, centurions of maagden niet heeft, dan moet hij een geld inleveren. Heeft hij dit niet, dan moet hij een stapje op het pad naar Rome achteruit.
x
Startspeler zijn is dus niet onbelangrijk; een speler wordt startspeler als de startspelerkaart aan het begin van een ronde voor hem ligt; de kaart kan er zijn blijven liggen, of deze is in de actiekaartfase door een speler geruild. De rest van de spelers spelen in volgorde van rijkdom; het is zeker zaak om ook over voldoende geld beschikken.
Nadat een speler een actiekaart heeft gebruikt, en voordat hij met de dobbelsteen gaat gooien, mag hij nog beslissen of ie een centurion wil inzetten. Hiermee mag hij nog een keer een eigen open actiekaart activeren - die niet geruild wordt - maar de centurion moet ie inleveren.
x
Er zijn actiekaarten waarmee een speler kan trouwen, of een gebouw bouwen. Trouwen, het kost geld, geeft toegang tot de gunstkaart ‘5’ waarmee een speler een stapje vooruit mag; hij hoeft hier niets voor in te leveren. Er zijn diverse gebouwen die gebouwd kunnen worden, alweer voor geld: met het aquaduct krijgt een speler elke beurt een water, als er op het aquaduct tenminste nog geen water ligt; met het paleis, dat alleen gebouwd mag worden als een speler is getrouwd, gaat een speler een extra stap vooruit als de gunstkaart ‘5’ is gekozen. En met de basiliek, die drie geld kost, mag een speler een extra privilegekaart houden.
x
Privilegekaarten kunnen worden verkregen wanneer er op een gunstkaart een fiche ligt. Een fiche wordt aan het eind van een ronde op elke, nog open en dus niet gebruikte gunstkaart gelegd, met een maximum capaciteit van drie fiches per kaart. Wanneer een speler een gunstkaart uitvoert, mag hij net zoveel privilegekaarten pakken als er fiches op de kaart liggen, maar hij mag er maar eentje houden; met de basiliek dus twee.
De privilegekaarten leveren extra punten aan het eind van het spel (per gebouw, per centurion, per maagd, indien getrouwd), grondstoffen, een extra maagd of centurion, of een stap vooruit op de weg naar Rome.
x
Het spel is uit wanneer een speler in het paleis is gekomen; daarmee heeft hij in ieder geval 15 punten verzameld. De ronde wordt afgespeeld, en andere spelers die binnen de stadsmuren zijn gekomen (op minimaal X staan) tellen hun positie in punten, en alle spelers tellen hierbij nog de punten die hun privilegekaarten opleveren. De speler met de meeste punten wint!


x
x
x
x
Met een enkele dobbelsteen kom je niet ver; je wilt niet aan het dobbelgeluk of het gebrek eraan, en dus aan de goden overgeleverd zijn. Daarom is er een actiekaart waarmee een speler een extra dobbelsteen kan ‘kopen’; de speler levert hier een maagd voor in. Bij het gooien voor de gunstkaarten mag hij dan een van de twee worpen kiezen; het zal in de regel de steen met de hoogste ogen zijn. Een speler kan tot drie dobbelstenen in zijn bezit hebben.
x
Wanneer een speler een dobbelsteen bijkoopt, volgen al snel meer spelers - een mens wil niet achterblijven, nietwaar? Daarmee wordt een eventuele voorsprong weer teniet gedaan; alle spelers hebben weer evenveel kansen - of niet? Zelfs met twee dobbelstenen (een derde dobbelsteen is zeldzaam) kan een speler keer op keer laag gooien, en zo zijn keuzemogelijkheid bij de gunstkaarten beperkt zien, vaak zelfs geconfronteerd worden met blinde kaarten die hij dan niet kan uitvoeren - een gemiste beurt!
x
Met de actiekaarten - de kaarten aan de rand van het bord- worden de condities gecreëerd waaronder de gunstkaarten  - de caroussel in het midden - kunnen worden uitgevoerd, zo simpel is het. Is een speler getrouwd, en gooit hij een ‘4’, dan kan hij de gunstkaart ‘5’ niet gebruiken die hem een stapje vooruit zet en zal het dus bij de lagere ogen moeten zoeken. Maar die zijn vaak al benut: de waterkaart ‘1’ wordt vrijwel altijd wel gebruikt, omdat er altijd wel een speler is die ofwel een slechte worp heeft gehad, of heel eenvoudig stappen vooruit wil doen omdat hij een viaduct heeft en dus elke beurt over water beschikt. Hetzelfde geldt voor de graankaart ‘3’ waarmee zelfs meerdere stappen ineens kunnen worden gedaan.
x
In eerste instantie willen de spelers graag startspeler zijn, omdat dan alle gunstkaarten nog open liggen. Als keerzijde zou kunnen gelden dat de populaire actiekaarten die de spelers de vorige ronde naar zich toe hebben geruild omdat ze deze de huidige ronde graag willen uitvoeren, aan het begin van de startspelerbeurt nog blind liggen en dus niet geruild kunnen worden. Een speler draait zijn blinde kaart namelijk pas in zijn eigen beurt open en deze kan buiten zijn eigen beurt niet worden ‘afgepakt’. Deze blinde actiekaart is in feite de enige actie waarvan een speler zeker kan zijn dat hij ‘m de volgende ronde zal kunnen gebruiken; de andere twee kaarten kunnen tijdens een ronde worden geruild, en soms gebeurt het zelfs dat een kaart meerdere keren in een ronde van spelerszijde wisselt.
x
Heeft een speler de pech dat er hij een kaart moet ruilen waar hij de volgende beurt niets mee kan, dan is het afwachten of de andere twee kaarten dan nog voor z’n neus liggen, of hopen dat er iets komt te liggen waar ie wel wat mee kan. De keuzemogelijkheden worden hierdoor danig beperkt, ondanks dat er twaalf actiekaarten in het spel zitten. Het is een frustrerende situatie om in te verkeren.
x
Met de actiekaart ‘corruptie’ kan een dergelijke situatie worden doorbroken: een speler mag een kaart die bij een andere speler ligt, activeren - en dit mag ook een blinde kaart zijn! Dat maakt deze kaart samen met de startspelerkaart zeer begerenswaardig!
Maar ook de familiekaart is interessant: een speler die deze kaart activeert en al getrouwd is, mag eerst de dobbelsteen gooien om te zien wat zijn mogelijkheden bij de gunstkaarten zijn, om daarna te bepalen welke grondstof hij neemt; graan, wijn, of 3 geld.
x
Het al dan niet hebben van privilegekaarten kan het verschil tussen winnen en verliezen uitmaken. Een speler die in het paleis is beland en het spel hiermee uitmaakt maar geen privilegekaarten heeft, verliest het spel van een speler die met tien punten nog net binnen de stadsmuren is weten te komen maar nog twee of drie privileges heeft waarmee ie meer dan vijftien punten weet te halen. De spelers zullen, als het even kan, daarom ook gunstkaarten kiezen waar een fiche op ligt waarmee ze een privilegekaart mogen pakken. Keer op keer een privilegekaart trekken die je wel direct een extra stap naar Rome oplevert, maar geen extra punten aan het eind van het spel, kan dan best frustrerend zijn.
x
In eerste instantie lijken er veel - tactische - keuzes te kunnen worden gemaakt. In tweede instantie is het spel toch wel veel van het (dobbel)geluk afhankelijk; er zit een discrepantie tussen de actiekaarten die min of meer tactisch gekozen kunnen worden en het dobbelgeluk bij de gunstkaarten. Een speler kan weinig sturen, hij weet wat het doel is en waar de haven ligt, maar moet met zijn bootje noodgedwongen een beetje heen en weer dobberen omdat zijn motor telkens hapert; het is een machteloos gevoel.
x
Met twee spelers is er meer richting te geven en is het spel duidelijk strategischer; de startspelerkaart ligt altijd bij een van beiden, toch lijkt de spelersvolgorde hier van veel minder belang omdat er veel meer kaarten over blijven om een leuke keus uit te maken.
x
Een eigen actiekaart met de andere speler ruilen in de wetenschap dat deze er niets mee kan heeft hier al veel meer zin, zeker als dit wordt gevolgd door het strategisch wegtrekken van een open kaart die de andere speler wel had kunnen doen. Startspeler zijn wordt extra aantrekkelijk gemaakt door de tweespelerregel die bepaalt dat de startspeler een tweede gunstkaart - zonder deze te gebruiken - blind draait; een prima manier om de andere speler een loer te draaien!
x
‘Fortuna’ is daarom met twee spelers zeker aan te raden; met meer spelers is er altijd wel een speler voor wie het motortje niet gaat lopen, net zoals overigens bij andere lichte ontwikkelspellen als ‘De Kolonisten van Catan’ / ‘Die Siedler von Catan’. Ook daar kan het dobbelgeluk een speler soms het hele spel dwarszitten. ‘Fortuna’ heeft een aardig spelmechanisme en een leuke sfeer, maar zal door het gebruik van dobbelstenen niet iedere speler aanspreken. Maar hee, het spel heet niet voor niets naar de Romeinse godin van het geluk en het toeval!
© 2011 Richard van Vugt

Fortuna, Michael Rieneck & Stefan Stadler, The Game Master, 2011 - 2 tot 4 spelers vanaf 10 jaar, 60 minuten


De te grote invloed van de dobbelstenen overvleugelt bijna alle tactiek
x
x
x