xxxx xxxx

Die Dolmengötter
Auteur: Thomas Odenhoven
Uitgever: Eggertspiele
Jaar: 2005


recensie door

x

Het is maar goed dat er spelregels bestaan! Anders hadden we niet opgemerkt dat het speelbord een Keltisch landschap voor moet stellen. Eerder zouden we denken met een abstract raster bestaande uit octagons, hexagons en quadranten van doen te hebben, waar aan de rand wat vreemdsoortige tekens zijn aangegeven, verder omgeven door een scorelijst. In het midden van de veelhoeken staan in verschillende groottes de cijfers 3, 4 en 5. Dit zijn niet de Oudkeltische landingsbanen voor UFO’s maar de factor waarmee de bovenste dolmensteen uit een stapel die hier gelegd is bij een waardering wordt vermenigvuldigd, lagere stenen in de stapel met een mindere factor. Eh? Ja, tot zover de sfeertekening, want vanachter de sfeervolle en raadselachtige dekselillustratie ontpopt zich alras een spel, dat ondanks de krampachtige pogingen in de spelregels om sfeer te scheppen niet verhullen kan een zeer abstract leg- en meerderhedenspel te zijn.

Elke speler heeft drie druïdes op het bord, die zich over het raster bewegen, een vierde wordt op de scorelijst gezet. Elke beurt mag hij er een bewegen; bij het bewegen over het raster wordt op de verlaten plek een blokje gelegd. Liggen er aan een, laten we maar in de sfeer proberen te blijven, ‘kring’ twee verschillende kleuren stenen, en is een ervan in de meerderheid of deze meerderheid wordt geëvenaard, dan mag de desbetreffende speler er een dolmensteen in het midden leggen, ook buiten zijn beurt. Wordt de meerderheid in de kring op enig moment geëvenaard, dan mag de desbetreffende speler een dolmensteen ónder de (stapel) stenen leggen; haalt een speler er de meerderheid; dan plaatst hij zijn dolmensteen bóven op de andere dolmenstenen. Elke speler beschikt over een door het spelersaantal wisselend aantal dolmenstenen waarop cijfers van 1 tot 4 staan. Dit cijfer is het ene deel van de factor dat punten kan opleveren; het andere deel staat in het midden van de kring op het bord die cijfers van 3 tot 5 laat zien.

Wanneer alle posities in een kring bezet zijn, dan wordt de kring gewaardeerd. Het cijfer op de dolmensteen en de positie binnen de stapel levert het puntenaantal op voor de verschillende participerende spelers. Druïdes, we wisten het niet maar het was een sportief volkje, mogen over meerdere eigen en andere kompanen tegelijk heen springen. Ook zijn er aan de rand van het spelbord runetekens aangebracht, die hun evenbeeld aan de andere zijde van het bord hebben; hier kan een druïde in een enkele zet naartoe getransporteerd worden - zie je wel, het is tòch science fiction! Als ie geïsoleerd raakt of er om andere redenen zin in heeft, kan ie naar kruiden gaan zoeken; de druïde wordt op z'n snufferd gelegd, en een volgende beurt mag ie overal naartoe vliegen - o nee, het lijkt toch weer meer een Eftelingsprookje! Tja.

Het spel is uit als een speler zijn laatste steen of dolmensteen heeft geplaatst; dan worden de dolmenstenen uit niet volledig bezette kringen ook nog gewaardeerd. We zijn dan twintig tot dertig minuten verder en vragen ons af: wat is hiervan de bedoeling of de tactiek? Zeker bij de grote velden waar de bovenste steen met 5 wordt vermenigvuldigd kan een speler die een eerste blokje in de kring legt op weinig animo van andere spelers rekenen om er ook iets neer te leggen. Zeker de eerste twee beurten zal elke speler ‘maar wat doen’ om het spel op gang te brengen. Het spel lijkt daardoor wat erg toevallig te verlopen, en dat geldt nog sterker bij twee spelers die op elkaar zijn aangewezen voor een waardering en elkaar dus bewust zullen moeten gaan opzoeken op een dan veel te groot speelbord. Het is wel een aardig spelletje, maar de qualificatie ‘aardig’ kan in sommige gevallen en tegen wil en dank op een Judaskus neerkomen; we worden helaas niet al te zeer door dit spel gegrepen. En een druïde? Wij zien gewoon een Carcassonne-mannetje op het bord staan!
© 2005 Richard van Vugt

Die Dolmengötter, Thomas Odenhoven, Eggertspiele, 2005 - 2 tot 4 spelers

x
x
x